Waar komt jouw telefoon vandaan? En de kleding die je aanhebt? Of het voedsel wat je eet? Onbewust gebruiken we allerlei producten die ver van ons ontstaan. Internationale handel heeft daar veel aan bijgedragen. Het is deze handel die momenteel in politiek Den Haag stevig op de agenda staat. Vanwege toenemende negatieve gevolgen hiervan komt er meer aandacht voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). SGP-jongeren vindt het belangrijk dat juist dit moment daarom wordt aangegrepen om de notie van gerechtigheid ook in onze handel te verankeren.
Negatieve gevolgen van handel
De handel brengt, naast veel luxe en welvaart, namelijk ook steeds grotere negatieve effecten met zich mee. Denk daarbij aan grootschalige ontbossing, kinderarbeid, arbeiders die tegen mensonterende omstandigheden moeten werken of mensenrechten die geschonden worden bij grootschalige projecten van Westerse landen. Dat is geen houdbare situatie. Handel is gebaat bij vrijheid, en ook Nederland is een handelsnatie. Het is daarom vanzelfsprekend dat Nederland het belang van vrijhandel benadrukt. Het streven naar liberalisering en winstmaximalisatie moet echter wel afgeremd worden om de negatieve gevolgen die ik al eerder noemde, te voorkomen. Volgens SGP-jongeren zijn de volgende noties van belang om beleid dat daarover gaat, vorm te geven:
- soevereiniteit,
- gerechtigheid
- en zorg voor de schepping.
Voorwaarden aan het handelsbeleid
Bij soevereiniteit valt te denken aan een bepaalde mate van zelfvoorzienendheid in kritieke sectoren, waarvan we niet van andere (kwaadwillende) staten afhankelijk moeten zijn. Gerechtigheid gaat over de manier van handel drijven. Een economische machtspositie mag niet misbruikt worden om maximale winst te behalen ten koste van mensenrechten, slechte arbeidsomstandigheden en lage lonen. In de hele productieketen moet een eerlijke prijs betaald worden, ook al zorgt dat voor een hogere prijs voor de eindgebruiker. Zorg voor de schepping moet een aandachtspunt zijn vanwege de toenemende klimaatverandering. Niet alleen moeten we nadenken of we producten een wereldreis laten maken naar de eindgebruiker, ook de ecologische gevolgen van winning, verwerking en vernietiging moeten een prominentere plaats krijgen.
In al deze schrijnende situaties moeten overheid, producent en consument niet naar elkaar kunnen blijven wijzen als het gaat om verantwoordelijkheid. Handel is geen natuurfenomeen wat we ongecontroleerd kunnen laten plaatsvinden: zowel producent als consument zijn betrokken en dragen verantwoordelijkheid. Voor de producent ligt die voornamelijk in de productieketen, voor de consument betreft het bewustwording en het betalen van een eerlijke prijs. De overheid dient de juiste voorwaarden te scheppen om naar deze verantwoordelijkheid te kunnen handelen. Daarom is het goed dat momenteel gewerkt wordt aan IMVO-wetgeving.
IMVO-wetgeving voor een rechtvaardiger handelsbeleid
Het doel daarvan is om bedrijven, tijdens hun hele productieproces, bewust bezig te laten zijn met en verantwoording af te laten leggen voor internationaal duurzaam ondernemen. Daarbij zijn voor SGP-jongeren enkele aspecten belangrijk. Een eerste punt is effectiviteit: de wetgeving moet het gehele productieproces beslaan en alle betrokken bedrijven omvatten, waarbij de zorgplicht zoveel als mogelijk ingepast wordt in het reguliere bedrijfsproces. In dat opzicht heeft het voor SGP-jongeren de voorkeur om op EU-niveau een richtlijn te creëren. Daarvoor heeft de Europese Commissie in 2022 ook al een voorstel gedaan. Hoelang dat proces nog gaat duren is echter onbekend, en het ontslaat lidstaten niet van de mogelijkheid om al zelf wetgeving vast te stellen. Uiteindelijk wordt het voorstel namelijk een richtlijn: een instrument van EU-recht wat nog door de lidstaten zelf omgezet moet worden in nationaal recht om uitgevoerd te kunnen worden. Dat geeft Nederland de mogelijkheid om nu al doortastend en ambitieus te zijn, maar ook direct toegespitste nationale regels te formuleren.
Een tweede belangrijk aspect is handhaving en rechtszekerheid. De normen moeten redelijk toegepast worden, maar vooral duidelijk genoeg zijn. In dit kader zijn de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Samenwerking (OESO) van belang. Deze zijn in 2011 door Nederland ondertekend, en bedrijven is gevraagd zich hierbij aan te sluiten. Hier is echter wel een grote achterstand ontstaan: tot nu toe heeft 35 procent van de grote bedrijven in Nederland zich aangesloten, terwijl het doel was om in 2023 op 90 procent te zitten. Het is een goede stap dat nu wordt gewerkt aan nationale wetgeving om naleving hiervan te verbeteren. Maar voordat deze wetgeving in werking treedt moet dan wel zeker zijn dat handhaving mogelijk is en bedrijven niet voor verrassingen worden komen te staan. De huidige behandeling van het wetsvoorstel biedt de kans om op dit vlak nog meer duidelijkheid te verschaffen.
De impact van onze (politieke) keuzes
Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen werkt uiteindelijk alleen als ook bedrijven daar zelf van overtuigd raken. Daarom kan volgens SGP-jongeren, naast handhaving bij niet-nakoming, ook nagedacht worden over fiscale voordelen voor bedrijven die wel de geldende normen naleven. Cruciaal is echter dat we, in een snel globaliserende wereld, stilstaan bij de impact die onze keuzes hebben voor medeburgers en het klimaat wereldwijd. Gerechtigheid is onderdeel van ons politieke handelen en juist de parlementaire behandeling van het huidige wetsvoorstel biedt de mogelijkheid deze notie ook in ons beleid terug te laten komen.