In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ontdekten wetenschappers dat hun eigen sociale achtergrond en hun manier van denken de onderzoeksresultaten beïnvloedden. Daaruit trokken wetenschappers en politici de conclusie dat grotere internationale uitwisseling van docenten en studenten goed zou zijn voor de wetenschap. Onderzoekers uit andere landen kwamen immers tot andere resultaten. Door samen te werken zou men van elkaar kunnen leren en konden onderzoeksresultaten betrouwbaarder worden. Zo moest de wetenschap verbeterd worden. Dat pakte uit zoals gehoopt. In de afgelopen tientallen jaren ontdekten wetenschappers dat zij regelmatig fouten hadden gemaakt. Hun internationale collega’s hadden soms namelijk een heel andere aanpak. Universiteiten werden steeds internationaler en wetenschappers waren optimistisch over hun nieuwe methodes.
Ongezonde concurrentie
De laatste jaren komen echter steeds meer schaduwzijden van de internationalisering aan het licht. De eerste is de manier waarop de overheid de internationalisering financiert. Universiteiten krijgen extra geld voor internationale studenten, maar er zit een addertje onder het gras. De overheid betaalt een universiteit namelijk voor het marktaandeel, dat wil zeggen, voor het percentage internationale studenten in Nederland dat aan die universiteit studeert. Elke universiteit wil natuurlijk meer geld, dus gaat men onderling concurreren. Dat kan bijvoorbeeld door meer vakken en studies in het Engels aan te bieden. Daardoor trekt de universiteit het jaar erop nog meer internationale studenten. Ondertussen blijft de Nederlandse instroom ook licht groeien. Universiteiten worden zo elk jaar internationaler, maar omdat het potje geld voor internationale studenten even groot blijft, is er minder geld per student. Minder geld betekent bezuinigen, dus universiteiten zijn gedwongen om te blijven concurreren. Dat betekent dat collegezalen steeds voller worden, waardoor studenten bij werkcolleges minder actief kunnen meedoen. Door dit mechanisme concurreren universiteiten elkaar kapot en daalt de kwaliteit van ons onderwijs.
Intimidatie op universiteiten
Een tweede schaduwzijde is dat uitwisseling niet altijd een feestje is. Zo is van Chinese studenten bekend dat zij elkaar in de gaten houden omdat de Chinese staat dat wenst. Hierdoor werd er in Nederland een behoorlijk aantal gevallen gerapporteerd van intimidatie. Door deze manier van werken worden Chinezen zelfs nog buiten hun eigen land door hun overheid gemuilkorfd. Dat raakt niet alleen mensen en de politiek:ook de wetenschap is gebaseerd op een vrije uitwisseling van ideeën. De wetenschap wordt bedreigd als een Chinees die kritische opmerkingen maakt over de Chinese geschiedenis, op represailles van zijn landgenoten kan rekenen. Helaas wordt deze tactiek vaker door overheden gebruikt. Toen er enkele jaren terug veel migranten uit Eritrea kwamen, stuurde het regime mensen mee om ervoor te zorgen dat de gevluchte Eritreeërs loyale onderdanen zouden blijven. Migrantenstromen zijn geopolitieke wapens, en dat geldt zeker ook voor uitwisselingsstudenten.
Strenger reguleren
Hoe moeten de problemen rondom deze internationalisering opgelost worden? Wat SGP-jongeren betreft komt er een maximum op het aantal internationale studenten per jaar (studenten van buiten de EU, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland). We streven hierbij naar een halvering ten opzichte van het huidige aantal. Met de laatste cijfers kan per universiteit het maximum worden vastgesteld. Hierdoor zal het aantal internationale studenten dalen. Dat scheelt niet alleen voor de druk op colleges. Universiteiten moeten internationale studenten namelijk huisvesten. Ook dat kost veel geld. Daarnaast vindt SGP-jongeren dat internationale studenten die afkomstig zijn uit een dictatuur moeten kunnen aantonen dat zij geen banden met hun regime hebben. De IND kan de bewijzen dan screenen. Kunnen zij dat niet, dan moet Nederland het visum weigeren. We kunnen niet tolereren dat intimidatie met een politiek doel het functioneren van onze wetenschappers en medestudenten belemmert. Tenslotte wil SGP-jongeren dat Nederlandse studenten op Nederlandse universiteiten onderwijs in het Nederlands krijgen, tenzij met goede argumenten kan worden aangetoond dat het echt niet anders kan. Internationale studenten kunnen het beste een cursus Nederlands volgen. Het is immers in ieders belang dat internationale studenten die in Nederland willen verblijven, de Nederlandse taal leren spreken. Zo kunnen ze integreren in ons land en profiteert de economie van de door hen verworven kennis.
Internationale samenwerking in de wetenschap is belangrijk. Geen enkele wetenschapper is immers neutraal en het is belangrijk om vanuit verschillende perspectieven te denken. Toch dwingen de schaduwzijden van de internationalisering ons om voorzichtiger te werk te gaan. Internationale studenten zijn een meerwaarde, maar de aantallen moeten passen binnen een Nederlandstalig universitair systeem. Alleen zo kunnen we kwalitatief goed onderwijs garanderen.