Het Nederlandse middelbaar onderwijs heeft het zwaar. Niet alleen is de financiering wat aan de krappe kant, maar politieke partijen oefenen ook sterke druk uit om hun eigen verkiezingsprogramma’s op alle scholen te realiseren. Een van de laatste ideeën van deze soort is de landelijke invoering van een middenschool.
Kinderen van armen en migranten blijven achter
De middenschool is een project van met name de PvdA. Daarbij gaan de sociaaldemocraten ervan uit dat migrantenkinderen en kinderen die opgroeien in armere gezinnen minder kansen hebben in het onderwijs. Leraren schatten deze kinderen door onbewuste vooroordelen niet op de juiste waarde. De middenschool moet dit oplossen door leerlingen nog twee jaar langer één programma aan te bieden. Hierdoor zitten jongeren van verschillende niveaus twee jaar langer bij elkaar in de klas. Daardoor hebben leraren langer de tijd om goed te bepalen op welk niveau een leerling later les zal krijgen. En toch: kansenongelijkheid is een probleem, maar tegen de middenschooloplossing zijn er te veel praktische bezwaren in te brengen.
Theoretisch en praktisch begaafden
Verschil in niveaus is er niet zonder reden; de theoretische en praktische intelligentie van leerlingen verschilt nogal. Veel vwo’ers zijn al gedemotiveerd geraakt op de basisschool omdat de leerstof te makkelijk was. Het wordt des te frustrerender als zij in hun leertempo nog langer worden opgehouden door leerlingen die minder mee kunnen komen. Hetzelfde geldt voor praktisch begaafden. Een vmbo’er die goed is in werken met metaal heeft weinig zin om te wachten op een theoretisch genie dat weinig van praktische klussen afweet. Zorgt de vroege selectie dan niet voor kansenongelijkheid? Natuurlijk wel, maar de lasten van deze oplossing zijn veel groter dan de baten.
Vrijheid in het onderwijs
Mocht de middenschool er komen, dan is het te verwachten dat leraren dit probleem zullen oplossen door opnieuw uitdaging te bieden aan degenen die meer aankunnen. Daarbij spelen dezelfde vooroordelen een rol. Het middenschoolplan is praktisch dan ook niet uitvoerbaar. Misschien zou het goed zijn als de overheid het onderwijs wat meer met rust laat en scholen zelf de gelegenheid biedt om kansenongelijkheid terug te dringen. Daarvoor is de onderwijsvrijheid tenslotte ooit ingevoerd.