Onlangs verscheen in het Reformatorisch Dagblad een opinieartikel waarin SGP-jongeren betoogt dat de vermogensongelijkheid in Nederland moet worden verkleind door veranderingen in het belastingstelsel door te voeren. Een van de voorstellen die in dit artikel wordt genoemd is het afschaffen van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (hierna: BOR). Dit statement is een uitgebreide toelichting op dit voorstel en geeft een nadere onderbouwing hiervan. Onderaan dit statement worden onderstreepte begrippen uitgelegd.

Oorsprong

Een van de uitgangspunten van het Nederlandse belastingstelsel is dat geld of bezit op elk moment wordt belast. Dit is in lijn met het draagkrachtbeginsel, wat een van de pijlers is van het Nederlandse belastingstelsel. Dit betekent dat op het moment dat iemand geld verdient, dit in box 1 van de inkomstenbelasting wordt belast. Gedurende de tijd dat het als vermogen wordt aangehouden (bijvoorbeeld op een spaarrekening) wordt het belast in box 3. Wanneer geld wordt uitgegeven wordt er btw geheven en als geld wordt overgedragen aan de volgende generatie moet hierover erf- of schenkbelasting worden betaald. Zowel bij box 1 van de inkomstenbelasting als bij de erf- en schenkbelasting gelden progressieve belastingtarieven, wat betekent dat bij een hoger bedrag een hoger percentage aan belasting wordt geheven. Daarnaast wordt in de erf- en schenkbelasting in het tarief nog een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de partner en de afstammelingen in de rechte lijn, en anderzijds alle overige gevallen. Dit progressieve stelsel heeft als gevolg dat bij grote vermogensoverdrachten ook veel belasting moet worden betaald. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij het erven of schenken van ondernemingen. Omdat belastingheffing in die gevallen problematisch kan zijn, is de BOR ingevoerd.

  • Het doel van de BOR is om bedrijfsopvolgingen (met name binnen familieondernemingen) zonder fiscale belemmeringen te laten verlopen. Als er bij een bedrijfsoverdracht namelijk veel erf- of schenkbelasting moet worden betaald, kan dit leiden tot financiële problemen als hiervoor onvoldoende liquide middelen beschikbaar zijn. De BOR is ingevoerd om te voorkomen dat een onderneming gestaakt moet worden de heffing van erf- of schenkbelasting, zodat er geen verlies plaatsvindt van werkgelegenheid en economische diversiteit. (Kamerstukken II 2008/09 nr. 3)

Voor het toepassen van de BOR wordt eerst bepaald welk deel bestaat uit ondernemingsvermogen en welk deel uit beleggingsvermogen. Over het beleggingsvermogen moet gewoon erf- en schenkbelasting worden betaald. Voor het ondernemingsvermogen gelden de volgende faciliteiten:

  • een voorwaardelijke vrijstelling voor het verschil tussen de hogere liquidatiewaarde en de lagere waarde going concern (de waarderingsfaciliteit);
  • een gedeeltelijke vrijstelling voor de erf- of schenkbelasting voor de waarde going concern; (Hierbij wordt de eerste € 1,2 miljoen voor 100% vrijgesteld, en het meerdere voor 83%.)
  • uitstel van betaling voor de erf- of schenkbelasting die is verschuldigd.

Rekenvoorbeeld

Het volgende rekenvoorbeeld maakt deze faciliteiten even concreet: als een ouder een gewone schenking aan zijn kind doet van € 10 miljoen, dan is het kind over die schenking ongeveer € 2 miljoen belasting verschuldigd, oftewel bijna 20%. Schenkt de ouder € 10 miljoen aan ondernemingsvermogen aan zijn kind, dan wordt de eerste € 1,2 miljoen voor 100% vrijgesteld. Het resterende bedrag van € 8,8 miljoen wordt voor 83% vrijgesteld, waardoor er nog € 1,5 miljoen daadwerkelijk belast wordt. Over dit bedrag is het kind uiteindelijk minder dan € 300.000 belasting verschuldigd, ofwel nog geen 3% van het schenkingsbedrag.

Problematiek

In 2022 publiceerde het Centraal Planbureau (CPB) een evaluatie van de regelingen gericht op bedrijfsoverdrachten, waaronder de BOR.3 In deze evaluatie worden verschillende nadelen van de BOR benoemd.

Ondoelmatigheid

Het CPB concludeert dat de regeling wel doeltreffend is, omdat de heffing van erf- en schenkbelasting dankzij de BOR inderdaad geen gevaar meer vormt voor de continuïteit van ondernemingen. Met name de eerdergenoemde waarderingsfaciliteit sluit goed aan bij de continuïteitsgedachte. Hierdoor wordt uiteindelijk in elke situatie de waarde going concern toegepast, ook al is de liquidatiewaarde hoger. Laag renderende ondernemingen worden hierdoor niet over een te grote waarde belast. De BOR als geheel is echter ondoelmatig. Dit wordt vooral veroorzaakt door de ruime vrijstelling voor de waarde going concern. Op basis van onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat in ongeveer driekwart van de bedrijfsoverdrachten bij nalatenschap voldoende vrije middelen beschikbaar zijn om de verschuldigde erfbelasting direct te voldoen. Dit betekent dat deze bedrijven dit belastingvoordeel niet per se nodig hebben voor het te behalen doel (namelijk de continuïteit van ondernemingen). De liquiditeitsproblemen blijken echter groter te zijn als het gaat om grote familiebedrijven. De vraag is of het voor deze gevallen nog noodzakelijk is om de BOR te behouden, of dat deze voor deze gevallen beter vervangen kan worden door een ruime betalingsregeling, waarbij er tien jaar uitstel van betaling wordt gegeven voor de belasting die betaald moet worden. Over dit uitstel kan ook nog rente worden geheven, om te stimuleren dat de belasting wel zo snel mogelijk wordt betaald.

Vermogensongelijkheid

Daarnaast komt het grootste deel van het belastingvoordeel van de vrijstelling terecht bij een zeer klein percentage van de belastingplichtigen met veel vermogen. Volgens het ministerie van Financiën ontvangt 2% van alle verkrijgers van ondernemingsvermogen 40% van het totale belastingvoordeel. Verder wordt 75% van het totale belastingvoordeel ontvangen door de verkrijgers van minder dan 20% van alle erfenissen met ondernemingsvermogen. Als het gaat om schenkingen met ondernemingsvermogen ontvangt een groep kleiner dan 30% van het totaal bijna 80% van het belastingvoordeel. Doordat een kleine groep vermogenden het meest profiteert van deze regeling, draagt de BOR bij aan het vergroten van de vermogensongelijkheid in Nederland. Degenen die al veel hebben krijgen immers nog meer!

Complexiteit

Een groot probleem van de BOR is de complexe wetgeving. Gebruikers, wetenschappers en de Belastingdienst geven allemaal aan dat de complexiteit van de BOR de uitvoerbaarheid sterk in de weg staat. Hierbij is vooral van belang dat de BOR alleen geldt voor ondernemingsvermogen (met een kleine marge, die waarschijnlijk vanaf 2025 wordt afgeschaft), en dat beleggingsvermogen dus is uitgezonderd. Dit betekent dat per onderdeel van een onderneming bepaald moet worden of sprake is van ondernemings- of beleggingsvermogen. In de praktijk levert dit vaak discussies op tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst, omdat een vaste definitie van ondernemingsvermogen ontbreekt. Vooral met betrekking tot onroerend goed bestaat er veel onduidelijkheid. Al deze discussies leiden regelmatig tot uitgebreide procedures die veel tijd en gespecialiseerde mankracht vragen van de Belastingdienst. Daarom wordt in het Belastingplan 2024 waarschijnlijk opgenomen dat verhuurd onroerend goed voortaan moet worden aangemerkt als beleggingsvermogen.

Onduidelijke definities

Naast de discussies over beleggingsvermogen bestaat er binnen de BOR ook onduidelijkheid over aandelen. Er bestaan verschillende soorten aandelen die binnen de BOR verschillend worden behandeld. Er is echter zowel in de wet als bij de parlementaire behandeling nooit een definitie vastgesteld van deze verschillende soorten aandelen. Ook deze onduidelijkheid zorgt regelmatig voor discussies met de Belastingdienst, en leidt bovendien tot rechtsonzekerheid, omdat belastingplichtigen niet weten of hun aandelen voor de faciliteiten in aanmerking komen.

Aanbevelingen

Wat betreft SGP-jongeren geven bovenstaande punten aanleiding om op z'n minst een aantal wijzigingen in de BOR door te voeren. SGP-jongeren heeft hiervoor een aantal uitgangspunten geformuleerd:

  • het oorspronkelijke doel van de regeling, namelijk het waarborgen van de continuïteit van (familie)bedrijven, moet behouden blijven;
  • de fiscale wetgeving rondom de BOR moet zoveel mogelijk vereenvoudigd worden;
  • ondernemingen met een relatief hoge liquidatiewaarde (zoals binnen de landbouwsector het geval is) mogen niet in liquiditeitsproblemen komen bij een bedrijfsoverdracht;
  • het is onwenselijk dat bedrijfsopvolgingsregelingen gelden voor beleggingsvermogen.

Er zijn verschillende mogelijkheden voor het aanpassen of herzien van de BOR:

  • de BOR blijft in zijn huidige vorm bestaan en wordt op een paar details verbeterd;
  • de BOR wordt sterk versoberd;
  • de BOR wordt afgeschaft en vervangen door een betalingsregeling.

Volgens SGP-jongeren kan de continuïteit van ondernemingen in alle drie de opties gewaarborgd blijven. Vervolgens is het voor SGP-jongeren van groot belang dat de wetgeving vereenvoudigd wordt. Dit is wenselijk voor zowel ondernemers als adviseurs en vooral ook voor de Belastingdienst. Vereenvoudiging van de wetgeving brengt ook met zich mee dat belastingplichtigen vooraf een duidelijker beeld hebben van de belasting die betaald moet worden. Dit bevordert de rechtszekerheid van belastingplichtigen. Daarnaast wordt de BOR bekostigd met belastinggeld, namelijk zo'n € 400 miljoen per jaar. Op dit moment verdwijnt een groot deel van dit belastinggeld naar personen en ondernemingen die dit helemaal niet nodig hebben. Op basis van deze drie argumenten valt de optie dat de BOR in zijn huidige vorm blijft bestaan al meteen af.

Ook versobering van de BOR lijkt weinig te helpen om de geschetste problemen op te lossen. Als het gaat om versobering gaat het bijvoorbeeld om het verlagen van het vrijstellingspercentage of het invoeren van een maximumbedrag voor de vrijstelling. Deze versoberingen zijn op zichzelf niet slecht en zorgen ook voor een meer doelmatige regeling. Ze brengen echter geen vereenvoudigde wetgeving met zich mee.

Op basis van bovenstaande overwegingen heeft het de voorkeur van SGP-jongeren om de BOR in zijn geheel af te schaffen en deze te vervangen door een ruime betalingsregeling. Hierbij zal de waarde van de onderneming belast worden tegen de geldende tarieven in de erf- en schenkbelasting. Voor de waardering blijven dezelfde regels gelden als nu. Dit komt erop neer dat in beginsel wordt aangesloten bij de waarde going concern. Wanneer de liquidatiewaarde van een onderneming hoger is dan de waarde going concern, wordt dit verschil vrijgesteld. De reden hiervoor is dat de waarde van een dergelijk bedrijf lager is omdat het bedrijf wordt voortgezet. Het zou onwenselijk zijn als zo'n bedrijf over de hogere liquidatiewaarde belasting zou moeten betalen. Voor de belasting die vervolgens betaald moet worden geldt een renteloos uitstel van 10 jaar, waarbij wordt aangesloten bij de geldende regels in de Invorderingswet 1990. Dit voorkomt dat ondernemingen alsnog in liquiditeitsproblemen komen als de belasting moet worden betaald.

De invoering van een betalingsregeling in plaats van de BOR heeft een aantal voordelen:

  • met een betalingsregeling kan hetzelfde doel worden bereikt als met de BOR, maar dan zonder een groot deel van de complexe wetgeving;
  • het onderscheid tussen ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen vervalt. Het vaststellen van dit onderscheid wordt genoemd als het grootste probleem binnen de BOR. Wanneer de BOR wordt vervangen door een betalingsregeling worden beide soorten vermogen op dezelfde manier behandeld en belast;
  • afschaffen van de BOR levert de schatkist een fors bedrag op. Jaarlijks kost de BOR de schatkist zo’n € 400 miljoen. Dit bedrag is nog los bezien van de hoge uitvoeringskosten bij de Belastingdienst. De besparing kan worden besteed aan een verlaging van de eerste schijf van de inkomstenbelasting;
  • daarmee samenhangend draagt het afschaffen van de BOR bij aan het verkleinen van de vermogensongelijkheid in Nederland. Het grootste deel van de uitgaven voor de BOR komt nu nog terecht bij de zeer grote vermogens. (Ministerie van Financiën, 2020, Bouwstenen voor een beter belastingstelsel)

Conclusie

Concluderend kunnen we stellen dat de BOR een zak geld geeft aan mensen die dat niet nodig hebben. Daarom moet de BOR vervangen worden door een betalingsregeling, waarbij de continuïteit van ondernemingen gewaarborgd blijft. De € 400 miljoen die de afschaffing van de BOR de schatkist oplevert, kan besteed worden aan een verlaging van de inkomstenbelasting, zodat het geld terechtkomt bij de mensen die het wel nodig hebben!

Technische begrippen

  • Afstammelingen in de rechte lijn: directe familieleden die van de belastingplichtige afstammen (kinderen, kleinkinderen etc.) en familieleden waarvan de belastingplichtige zelf afstamt (ouders, grootouders etc.).
  • Beleggingsvermogen: vermogen dat in een onderneming zit, zonder dat dit noodzakelijk is voor de voortzetting daarvan. Dit is bijvoorbeeld overtollig geld of onroerend goed dat verhuurd wordt. Dit vermogen wordt in de erf- en schenkbelasting hetzelfde behandeld als spaargeld of aandelen.
  • Doelmatigheid en doeltreffendheid: twee termen die dicht bij elkaar liggen. Doeltreffendheid ziet op de vraag of het gestelde doel bereikt wordt, terwijl doelmatigheid ziet op de vraag op welke manier dat gestelde doel bereikt wordt. Een wet bijvoorbeeld, kan wel doeltreffend zijn, wat betekent dat door deze wet een bepaald doel wordt bereikt, maar kan tegelijkertijd ondoelmatig zijn doordat het veel te veel geld kost om dit doel te bereiken.
  • Liquidatiewaarde: de waarde van een onderneming wanneer die zou worden beëindigd en dan snel zou worden verkocht.
  • Liquide middelen: geld dat binnen de onderneming aanwezig is.
  • Ondernemingsvermogen: de bezittingen en schulden die een onderneming nodig heeft om zijn activiteiten voort te zetten, en die niet met een andere reden worden aangehouden.
  • Waarde going concern: de waarde van een onderneming wanneer die in zijn geheel wordt verkocht en alle activiteiten blijft voortzetten.

Geschreven door Jurrian Nijsse

Jurrian is lid van commissie SEZ.