Wat definieert leven? En wanneer begint het leven? Vragen die op het eerste gezicht eenvoudig lijken, maar dat zeker niet zijn. In Nederland wordt algemeen aangenomen dat het leven begint bij 24 weken zwangerschap. Immers, vanaf dat punt mag het kindje niet geaborteerd worden en moet een levenloos geboren kindje officieel aangegeven en begraven worden.
Maar vanaf 1 januari kunnen ook levenloos geboren kinderen na minder dan 24 weken zwangerschap een officiële naam en registratie bij de burgerlijke stand krijgen. Deze registratie is ‘een officiële erkenning van het feit dat het kind ter wereld is gekomen’, aldus het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Willekeurig
Het idee dat een kindje van minder dan 24 weken slechts een klompje cellen zou zijn, is op zijn best willekeurig te noemen, en sluit in veel gevallen niet aan bij de intuïtie van de ouders.. Veel aanstaande ouders vóelen dat het gaat om hun kindje en niet slechts om een klompje cellen; dit blijkt ook het feit dat veel ouders hun levenloos geboren kindje van minder dan 24 weken wél een naam willen geven en officieel willen aangeven. Dit roept de vraag op waarom wij als samenleving hebben bepaald dat een kind pas vanaf een schijnbaar willekeurig moment in zijn ontwikkeling als mens wordt aangemerkt.
Van deze vraag hangt veel af. Met een onpersoonlijke foetus mag de samenleving immers doen wat ze wil. De soms lastige situatie en de (emotionele) beslissing van de moeder zijn dan doorslaggevend voor wat er met de foetus gebeurt. Maar als we wél erkennen dat het bij een ongeboren kindje om een mensenleven gaat, dan heeft de samenleving een grote verantwoordelijkheid voor de bescherming van dit ongeboren leven.
De 24 wekengrens wordt in Nederland gehanteerd als abortusgrens omdat een kindje vanaf die leeftijd buiten de baarmoeder een overlevingskans heeft. In de eerste plaats kunnen er vraagtekens bij deze grens worden gezet omdat kinderen door vooruitgang in de techniek al eerder een kans hebben om te overleven buiten de baarmoeder.
Verantwoordelijkheid
Maar veel fundamenteler moeten we ons als samenleving afvragen of dit het juiste criterium is. Want waarom zou een kindje buiten de baarmoeder moeten kunnen overleven om méns te zijn? De mate waarin het kindje afhankelijk is van de moeder beïnvloedt toch niet of het kindje een mens is? Een ander, beter uitgangspunt zou zijn dat hoe afhankelijker het kindje is, hoe groter de verantwoordelijkheid van de samenleving voor dat kindje is.
Na de bevruchting is een kind voor 100 procent afhankelijk van zijn moeder. In de maanden van de zwangerschap en de jaren die volgen groeit het kind langzaam maar zeker en neemt de zelfstandigheid toe. Zou juist een leven dat vlak na de bevruchting zó kwetsbaar en afhankelijk is, niet beschermd moeten worden? En daarom veilig opgroeien in de baarmoeder en na de geboorte met alle zorg worden omringd?
Met andere woorden: is het levensvatbaarheidscriterium wel zo’n goede grond voor de ingrijpende abortusgrens? Er zijn genoeg alternatieven voor handen, zoals de hart- en hersenfunctie van het kind. Maar meest consequente en eerlijkste lijn is om vanaf de bevruchting te spreken van een kind. En daarmee van een mensenleven dat bescherming en uiterste zorg verdient.
Kortom: ook anno 2019 zijn de lastige vragen die in dit artikel gesteld worden uiterst relevant, omdat ze verregaande gevolgen hebben voor onze omgang met ongeboren leven!