Johan Rudolph Thorbecke staat bekend als de liberale staatsman die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Minder bekend is het tweede kabinet van Thorbecke, ook wel genoemd het ‘kabinet met de spade op de schouder’, dat met ambitieuze initiatieven de Nederlandse economie een impuls probeerde te geven. Anno 2024 kunnen defensie en politie op de nodige hogere budgetten rekenen. Tegelijkertijd klinkt er kritiek op de begroting: op onderwijs en onderzoek wordt fors bezuinigd, met negatieve gevolgen voor het Nederlandse verdienvermogen. Is deze kritiek terecht en welke plek krijgt het Nederlands verdienvermogen daadwerkelijk in de begroting?

Het kabinet met de spade op de schouder

Negen jaar na zijn eerste kabinet (1849-1853) mag Thorbecke weer als minister aan de slag gaan. Vanwege zijn staatsrechtelijke prestaties was zijn aanzien als Kamerlid als vanzelfsprekend groot. Maar de op dat moment 64-jarige Thorbecke had weinig op met het ‘parlementaire gladiatorschap’, zoals hij het werk van de Kamerleden noemde. Hij was dan ook blij om opnieuw als bestuurder aan de slag te kunnen. Het tweede kabinet-Thorbecke (1862-1866) stond in het teken van het verbeteren van de Nederlandse infrastructuur. De Rotterdamse en Amsterdamse havens kregen een impuls door het graven van het Noordzeekanaal  en de Nieuwe Waterweg. Daarnaast kregen ook de spoorwegen een grote kwaliteitsimpuls. In deze tijd ging het erg goed met de economie en dit kabinet kreeg de bijnaam ‘kabinet met de spade op de schouder’. Het tweede kabinet van Thorbecke droeg op deze wijze toentertijd sterk bij aan het vergroten van het Nederlandse verdienvermogen.

Wat is verdienvermogen?

Het begrip ‘verdienvermogen’ wordt regelmatig gebruikt in de politiek. Een heldere en brede definitie van ‘verdienvermogen’ wordt gegeven door de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO): ‘Verdienvermogen is de capaciteit om nu en op de lange termijn structurele welvaart én welzijn te genereren.’ Deze definitie wijst niet alleen op de noodzaak van goed verdienvermogen voor onze welvaart, maar benoemt daarnaast dat goed verdienvermogen nodig is voor het welzijn van Nederlanders. Zonder welvaart immers geen welzijn. De Sociaal Economische Raad (SER) bracht begin dit jaar een adviesrapport uit met de titel Brede welvaart in 2040. In dit rapport doet de SER aanbevelingen om het verdienvermogen van Nederland in de komende jaren te vergroten. Een aantal van deze aanbevelingen wordt verderop in dit artikel besproken. Het begrip ‘verdienvermogen’ wordt dikwijls genoemd in combinatie met het begrip ‘brede welvaart'. Ook het begrip ‘brede welvaart’ duidt naast materiële welvaart en economische groei op welvaart waarbij rekening gehouden wordt met niet-economische behoeften als gezondheid en natuurbehoud.

Welke maatregelen neemt het kabinet?

Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet de begroting voor 2025. Het kabinet geeft fors meer geld uit aan defensie en politie. Werkenden profiteren doordat de lagere en middeninkomens minder belasting betalen over hun inkomen. Ook stijgt het kindgebonden budget om gezinnen financieel extra te ondersteunen. Het kabinet draait een aantal belastingmaatregelen met een negatieve impact op het ondernemersklimaat (gedeeltelijk) terug, zoals de afschaffing van de belastingvrijstelling voor de inkoop van eigen aandelen en de tariefverhoging van box 2 in de inkomstenbelasting. Op het hoger onderwijs en onderzoek wordt echter 1 miljard euro bezuinigd. Ook worden er geen nieuwe projecten meer gefinancierd vanuit het Nationaal Groeifonds, wat een bezuiniging van 6,8 miljard euro betekent. Invest-NL krijgt er daarentegen wel 900 miljoen euro bij. Ten slotte wordt er fors bezuinigd op subsidies en het ambtenarenapparaat.

Kritiek op de begroting: heeft het kabinet nog oog voor het verdienvermogen?

SGP-jongeren vindt dat het accent van de begrotingsuitgaven te veel op de problemen van de korte termijn ligt. De bezuinigingen op het verdienvermogen van Nederland, samen met de bezuinigingen op onderwijs, kunnen de (economische) concurrentiepositie van Nederland laten verslechteren. In een reactie op de kabinetsplannen schrijven het Centraal Planbureau (CPB), het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat het kabinet: ‘de prioriteit legt op de brede welvaart nu, ten koste van de brede welvaart later en elders’. Om het begrotingstekort de komende jaren onder de Europese grens van 3 procent te houden, bezuinigt het kabinet onder meer structureel 1 miljard euro op (hoger) onderwijs, onderzoek en innovatie. Volgens CPB-directeur Pieter Hasekamp vormt dit voor de lange termijn een risico. De bezuinigingen leveren nu financiële ruimte op voor de begroting, maar gaan ten koste van toekomstige welvaart. Volgens het planbureau staan de bezuinigingen op gespannen voet met het kabinetsdoel om de concurrentiepositie en het vestigingsklimaat te verbeteren. SGP-jongeren is het hiermee eens en zou graag zien dat het kabinet het Nationaal Groeifonds overeind houdt in lijn met de aanbevelingen uit het eerdergenoemde adviesrapport Brede welvaart in 2040 van de SER. Ook vindt SGP-jongeren het belangrijk dat het kabinet extra investeert in regionale economieën. Helaas trekt het kabinet hier geen geld voor uit. De economische verschillen tussen regio’s zijn groot en worden groter. De regio’s hebben behoefte aan een landelijk gecoördineerde aanpak, inclusief het nodige budget. Uiteraard moeten deze extra investeringen in innovatie en regionale economieën wel betaald worden. Om dit te betalen stelt SGP-jongeren voor om het eigen risico in de zorg niet te halveren, zoals het kabinet nu van plan is.

Verder zou SGP-jongeren graag zien dat er concrete maatregelen worden genomen om de goede economische ambities waar te maken die in het regeerprogramma zijn opgenomen. In het regeerprogramma staat dat het kabinet het ondernemingsklimaat wil verbeteren.  Deze ambitie is mooi, mits deze samengaat met een focus op duurzame innovaties en empathie voor mensen en werknemers. Het toont in ieder geval dat het kabinet het belang van een goed vestigingsklimaat inziet, maar waar zijn de concrete maatregelen? De maatregelen beperken zich tot het terugdraaien afschaffing inkoop eigen aandelen en het terugdraaien van de tariefverhoging box 2 om het vestigingsklimaat op peil te houden. Ook zegt het kabinet maatregelen te nemen om de regeldruk te verminderen, maar zijn er nog geen concrete actiepunten genoemd. Ondernemers hebben niets aan mooie woorden en actieagenda’s, maar wel aan concrete maatregelen, zoals het oplossen van de netcongestie, het versnellen van de vergunningverlening, het verlagen van de lasten op arbeid en het schrappen van onnodige regels.

Conclusie

Het kabinet heeft een gedisciplineerde begroting gepresenteerd, waarin moeilijke keuzes moesten worden gemaakt om de begroting sluitend te houden. Het kabinet lijkt zich daarbij bewust te zijn van het belang van een goed ondernemersklimaat en goed verdienvermogen. Het kabinet wil het ondernemersklimaat verbeteren, maar neemt geen aanvullende maatregelen om deze ambitie waar te maken. Met de bezuinigingen van 1 miljard euro op het hoger onderwijs, onderzoek en innovatie en 6,8 miljard euro op het Nationaal Groeifonds heeft het verdienvermogen te weinig prioriteit. Het zou mooi zijn als het kabinet zou leren van ‘het kabinet met de spade op de schouder’ en middelen vrijmaakt om de al uitgesproken economische ambities waar te maken.


Geschreven door Jorrit den Uijl

Jorrit den Uijl schrijft artikelen voor SGPJ.